... en nee, niemand zal hier meer komen, niemand zal zijn middagen meer in de herfstzon doorbrengen
noch zal de schade van tijd en stilte herstellen, niemand,
noch zal iemand zich herinneren dat daar, onder de pruimenbomen en de wilgen,
ik verwekte mijn zoon;
… de wind zal gillen in de winter, en zelfs de wolven, de kraaien en de mist
ze zullen gewond door eenzaamheid voorbijgaan en heel ver gaan,
want ze zullen bang zijn voor hun ontmoeting met de immense angst
die de deuren uitademen en de gebroken stenen, de gevallen dakranden,
het vijandige en verlaten land;
niemand zal het spoor van een bloeiende amandelboom vinden,
niemand de zee,
niemand een pad,
niemand, niemand een licht;
... en als deze enorme schade resulteert in de borst, zonder verder oponthoud, onherstelbaar,
een wond van liefde, gruwelijk en nieuw leven ingeblazen, grijpt zijn pijn en verwoest de woorden.
***